Bij het driebandenspel moet de speelbal minstens drie banden raken vooraleer de derde bal geraakt wordt. De spelers zijn er steeds bedrevener in geworden om ook bij het driebanden aan seriespel te doen, dus om vooruit te denken. Gepoogd wordt van alle drie de ballen baan en snelheid te controleren zodat na een gemaakt punt weer een redelijk te maken positie overblijft. Net als in de andere spelsoorten kan in meer of mindere mate tevens gepoogd worden om zodanig te spelen dat na het mislukken van de stoot een extra moeilijke positie voor de tegenstander overblijft. Dit verdedigende spel heet ‘carotte’ (‘wortel’). Het kan in een kampioenschap heel nuttig zijn, maar het drukt wel de grootte van de eigen series.
De topspelers spelen een partij over 50 caramboles (voorheen 60), maar er wordt ook vaak om sets van 15 punten gespeeld. Winnaar is dan degene die als eerste het afgesproken aantal sets (twee of drie) wint. Het voordeel van het setsysteem is dat er meer spanning in de wedstrijd komt (je kijkt nooit tegen een al te groot aantal punten achterstand aan), maar het nadeel is dat een serie van meer dan 15 punten niet meer mogelijk is, terwijl een grote serie bij het driebanden een van de bijzonderste spektakels binnen het carambolebiljart is. De hoogste serie staat op naam van Semih Saygıner en bedraagt 31 caramboles.